<$BlogRSDUrl$>

vrijdag, juni 25, 2004

IK BEN EEN WEBLIGGER: DE SONG

Ik heb een jaar of zes al anorexia
Ik ben burned-out
Ik heb ME
En voel me slap

Mijn linker hersenhelft
Die doet het ook niet meer
Ik werd misbruikt
Door Ome Sjon en door mijn Pap

Maar dat is niet erg
Want ik heb een eigen log
En ik vertel daar graag
Dat ik zo ziek ben als een dog

Ik vind het fijn om te schrijven
Dat ik bijna niets meer eet
En dat ik door mijn adhd
Mijn eigen naam vergeet

Ik ben een
Webligger
Ik ben gelukkig ongezond
Op straat ben ik heel stil
Maar op mijn log een grote mond

Ik ben een
Webligger
Ik ben ziek en jullie niet
Altijd liggen er nieuwe ziektes voor mij in het verschiet

donderdag, juni 24, 2004

ALS DE TRANEN OP ZIJN..

..kan iedereen voortaan ongezien de tiefus krijgen.

Ongeziendetiefus, ongenuanceerd de hardste.

Nog even wachten, jongelui.

donderdag, juni 17, 2004

WEBLIGGEN

Ik wil hier, op deze plek, aandacht vragen voor Zieke Webloggers. Ik vind dat die in discussies etc.vaak worden overgeslagen. Dan woedt er een wilde strijd in een reactiedingetje over, ik zeg maar wat, Apple of Microsoft, maar dan zeg ik: denk ook eens aan mensen die ziek zijn, dat die ook Apple of Microsoft gebruiken. Het is zo makkelijk. Je kunt over een wandeling op Terschelling schrijven, maar hoe beleeft iemand met ME jouw verhaal? Die zou dolgraag willen wandelen. Probeer daar rekening mee te houden. Nu zie je toch vaak in de reacties teksten staan als:

“Leuk voor je Nico, die nieuwe plaat van de Beastie Boys, dat je die goed vindt, maar denk eens aan de mensen met een burn-out, die vanwege hun zwakke zenuwengestel helemaal geen laagfrequente muziek aankunnen. Zelf ben ik nu voor de zesde maal out-geburnd maar het blijft pijn doen om te lezen dat jij wel van muziek kunt genieten. Het gaat nu iets beter met me en ik heb veel steun aan mijn eigen weblog, en mensen, nogmaals bedankt voor alle reacties op mijn postje over mijn kat die ook burn-out blijkt te hebben, wat wel weer gezellig is, samen een beetje lusteloos op de bank, maar wie aait mij godverdomme een keer, ja dat denk je dan en dan ga ik achter mij pc zitten en dat schrijf ik dat op, dat ik niet meer burn, maar dat het uit is, mijn vuurtje. Je moet burn-out eigenlijk zien als een emmer met ijs die dan over je gevoel uit wordt gestort, want ik heb nog wel gevoel geloof ik, soms. Ik kan moeilijk uitleggen hoe het voelt, maar ik moet er mee leven. Jullie hebben allemaal gevoel enzo en dat schrijven jullie dan op maar dat is best moeilijk en daarom nogmaals bedankt dus voor alle ansichtkaarten die ik ontving toen ik vorige week precies een jaar uitgeburnd was. Deed me heel veel goed en ik heb toen dat mes toch maar weer weggelegd dus het heeft wel een soort van functie, loggen, maar nogmaals bedankt dus dat jullie reageerden. Denk gewoon eens als je in de supermarkt staat: ok, ik sta hier nu, maar hoe gaat het met Suzanne? Ok dan, heel erg bedankt. Ik ga nu weer liggen. Niet loggen, maar liggen. Dat is eigenlijk wat ik doe, webliggen. In 2009 hoop ik weer helemaal terug te zijn, maar tot die tijd kunnen jullie lezen hoe slecht het met me gaat, hoewel ik nu even een statement heb neergezet dat het even niet meer gaat maar dat komt wel weer, denk ik, dus te gek dat jullie me lezen, stel, er staat iets, maar het is niet makkelijk, dat dus niet” 

Dat raakt me dan toch, als ik dat lees. Daarom ga ik er voortaan rekening mee houden. Gewoon, tijdens het posten me even proberen in te leven: is dit ook invoelbaar voor mensen met anorexia? Ok, Niek, jij huilt, maar waarom? Ben je eigenlijk niet heel gelukkig, dat je gewoon kunt eten en dat het niet met een trechtertje achter in je keel moet worden geduwd. Dat soort dingen. Dat jullie het weten.

zondag, juni 13, 2004

AANKOMST

Eergisteren was ik fijn een paar uur naar het vliegveld. Eenzaamheid opzuigen. Ik kom er graag, Schiphol. Een plek waar je opeens met een elektronische hond van Sony onder je arm loopt. Hij kan in zestig talen blaffen. Ik stond in de aankomsthal. Ik zei waf in het Spaans. Klonk goed. Waf, zei ik nog een keer. Geen hond die weemoediger blaft dan de Spaanse hond. Waf. Waf.

Vertrek en aankomst, ik heb er iets mee. Een wegrijdende trein, in welke film dan ook, dus niet noodzakelijkerwijs eentje vol met Joden en Frits Barend op het perron, nee, gewoon iedere film met een vertrekkende trein er in, toeeet toeett, en dan rijden, dan huil ik. Die mensen gaan weg en komen niet meer terug. Je kunt zwaaien wat je wilt, mee hollen en roepen: “we spreken echt snel weer af nu hoor, echt!!”, maar je weet dat ze wegrijden en niet meer terugkomen.

Ik kijk vooral graag naar de mensen die achterblijven. Je geliefde is onomkeerbaar weg. In grote trein van metaal, weg, steeds maar verder, tsjoek tsjoek en dan moet je weglopen, van dat perron af, dat winkelplein op en daar staat dan dat vier donuts voor de prijs van drie te koop zijn maar jij wilt er twee, twee van die donuts en die doe je dan, stel je vriendin is niet weg, niet in die trein die steeds maar verder wegrijdt, bij je vandaan, niet dichterbij dus, die donuts doe je dan om je vingers en je loopt naar haar toe, zij daar in die trein, dus dat kan niet want ze is weg, maar stel, ze was er, dan zou ze hem er af pakken en zeggen: “hmm, lekker, naturel, je hebt precies de goede gekocht.” Dat weet je zeker, dat ze dat zou zeggen als ze niet weg was, in die trein, je ziet de achterkant, steeds kleiner, daaaag, tot volgende keer he, dan, nou ik ga…

Ook nu werd ik op mijn wenken bediend. De aankomsthal van Schiphol. Dertig mensen om een hangend nest vol tv’tjes heen. De hele essentie van het bestaan teruggebracht tot het wachten op het woord “geland”. Moeders die hun kind voor het eerst in hun leven twee weken hadden gemist. Ik zocht de wanhopigste misser op. Snel gevonden. Daar stond hij, met zijn wang tegen een raam. Hij had een roos bij zich, in cellofaan. Bijna te mooi was dit missen. Het was geen geoefende misser. Rozen kopen voor iemand die twee weken weg is geweest, dat is fout. Daar houden vrouwen niet van die graag gemist worden. Ze willen eigenlijk het liefst dat je een metertje of tien van de uitgang staat, met een dichtgeknepen keel van emotie. Weglopen, hand in hand en dan met een gebaar duidelijk maken dat je even niets kunt zeggen. Te veel emotie dat je haar weer ziet. Dat is een beginnetje. Maar het echt doorleven, dat is natuurlijk het mooiste.

De jongen met de roos doorleefde het wel maar koos de verkeerde uitingsvorm. Ik liep op hem af.

“Je hebt een roos in je hand” zei ik. “In plastic. Het is er maar eentje. Weggehaald bij zijn broertje en zusje roos. Alleen, deze roos. Mooi maar alleen. Jij bent ook alleen hè”

Nee, hij was niet alleen. Daphne kwam zo terug. Eigenlijk was hij nooit alleen, ook als Daphne er niet was. Of ik dat begreep.

Dat begreep ik wel. “Je bedoelt dat je aan haar denkt als jij alleen bent, dat jij denkt: ze is er niet maar ze is er ook wel, want ik denk aan haar dus is ze er, bedoel je dat?”

Hij lachte opgelucht. Ja, dat bedoelde hij. Ik had het niet beter kunnen verwoorden.

“Gelul” zei ik. “Het is gelul. Je bent wel alleen. Heel alleen. Je hebt een roos bij je omdat je alleen bent. Je hebt geen tekst. Je geeft straks die roos en je hoopt op “oh wat lief” en daarna loop je samen op en dan denk jij dat je niet meer alleen bent maar je bent alleener dan ooit. Ze loopt naast je en je voelt opeens dat alles anders is. Ze kijkt naar je en ze lacht, maar die lach, die is anders dan vier weken geleden toen jullie samen door de koopgoot in Rotterdam liepen en jij die ene ketting voor haar kocht. Ze kijkt naar je, zo direct, met die roos in haar hand en ze lacht, maar niet naar jou. Ze lacht zomaar wat voor zich uit en dat zet je aan het denken. Opeens lijkt je auto wel heel lullig als jullie aan komen lopen en waren die twaalf bossen rozen in de slaapkamer nu wel een goed idee. Geurkaarsen naast het bed. In je paniek heb je voor Wild And Innocent Passionflower gekozen. Staat ook op de zijkant van de kaars. Godverdomme wat is ze bruin. Die lach. Maar niet naar jou, en dan, precies op dat moment ben je voorgoed alleen. Naast haar, in de auto, tot aan Doetinchem geen tekst en je weet het al. Je zegt af en toe: “je bent lief” en dan zegt zij “jij ook”. Thuis staan die rozen en dan gaat ze het weer zeggen. “Je bent lief”. Daarna zie je dat ze streeploos bruin is. Haar lichaam is niet meer wit, zoals eerst, twee weken geleden, naast jou, en je weet opeens dat alles verloren is. Ze werd streeploos bruin zonder jou. Ze zat niet binnen, maar was buiten. Maar veel geluk. Fijn dat ze er weer is."

Ik ging eens naar huis. Het had me goed gedaan.

dinsdag, juni 08, 2004

NIEKIE KWAADSTENIE

Niekie dacht wat zal Niekie doen. Niekie dacht, zal Grote Niekie een klein huilpossie over Grote Suffie plaatsie want Niekie plaatsie tot nu toe alleen kiekie van verdrietie Suffie. Is nie leuk nie. Dus Niekie naarste niet. Niekie zei tegen zijn Niekienie, kom niet steeds kokie, we gaan Suffie verrassie met een kiekie. Gezocht in archiefie en Niekie is heel hippiehappy dat hij een kiekie van suffie met nieuwe neukie heeft.

Hierrrrr....

Niekie zegt: alstjuliebliefie. Suffie Toen Hij Gelukkie Wassie. Met gellie in haarie natuurlie.

Daaagiiee!!!
GENIETEN

(...) dan had Nico voor niets het hele weekend op z'n zolderkamertje zitten zweten. Terwijl wij van het leven genoten in Glimmen! (...)

Een quote van Verbal Jam, keelstoma-activist en Edel-Germaan in opleiding.

Hierrrr.... en hierrrr is te zien hoe dat gaat, genieten in Glimmen.

woensdag, juni 02, 2004

NICO HUILT OP RADIO 1
Nico huilt om neuken met condoom, zinloos geweld tegen haringen, om Nico van eigen huis en tuin en om de loketten van de NS.

Hierrrrr.... (alleen in de week van 1 juni 2004)

maandag, mei 24, 2004

NICO LEEFT MEE MET MCDONALDS (dl 2)

Ging ik doen. Eerst bij McDonalds. Ik wilde die nieuwe menselijkheid belonen met een soort dankbaarheid. McDonalds en Febo moesten plekken worden waar je met je vrienden afspreekt.

Naar binnen, filiaal Nieuwendijk, Amsterdam. Het interieur was niet veel veranderd. Vooruit dan maar. Ik ging nu eens als een echt mens in een grote mensen restaurant eten bestellen. Het zou de bediening goed doen, waardering voor het product dat ze verkochten.Ik was aan de beurt. Ik werd door een Egyptenaar geholpen. Hij heette Farao Bmir Geen Fooi Graag Gedaan Tot ziens. Leuke naam. Ik connecte met hem.
 
“Hoi, Farao, ik ben Nico Dijkshoorn. Vind je het goed als ik je bij je voornaam noem, of heb je liever dat ik je bij je achternaam, Geen Fooi Graag Gedaan Tot Ziens, noem? Luister, ik heb honger, of zeg maar, trek, want in Afrika hebben ze honger, ik hoef jou niets te vertellen, ouwe Suezklant, maar ik had dus trek, ik denk, weet je wat, ik ga eten bestellen in een restaurant. Ik ben een gekkie namelijk. Nu wil ik van jou weten, wat je me aanraadt vandaag. Wat is de dagkaart?”

Verwarring. Dat waren ze daar niet gewend, dat er iemand tegen ze aan begon te lullen. Ik ramde door. Heel belangrijk, klant-personeelcontact. Die mensen laten voelen dat ze er toe doen, een onmisbare schakel zijn in dat grootwinkelbedrijf.  

“Moeilijk he. Ik zie daar op die verlichte menukaart aan de wand, ik zie daar staan de BigMac. Is dat Schots? Kun je me die aanraden? Wat is dat een BigMac. Is dat lekker”
 
Een bijna existentiële vraag had ik blijkbaar gesteld. Paniek. Ik zag dat de medewerker voor het eerst moest uitleggen wat een Bigmac was. de hele dag schoof hij ze naar klanten toe, maar wat was het?

“Het is met broodjes en vlees er tussen en dan met saus en zure bom en gebakken dan, het vlees dan he”

“Broodjes, met zure bom, en dan gebakken. Ok, En wat krijg ik er bij. Kan ik er rijst bij krijgen? Pandan graag. Ik zit daar, in de hoek, ik zwaai wel als ik honger heb, ga jij maar lekker bakken, ja, ik ga volkomen loos vandaag en ik ben een wild and crazy guy want ik ga gewoon, op jouw aanraden, die Bikmek bestellen, ja, ik doe het godverdomme gewoon, omdat jij zegt dat hij lekker is, kom eens hier man, he lekker.”

Ik omhelsde de Egyptenaar. Hij rook naar Egyptenaar. 
Ik ging natuurlijk niet wachten op mijn eten. Ik deed hier puur mental voorhoedewerk. Weg was ik alweer. Naar Febo. Leidsestraat. Kijk aan, dat trof. Ruud stond er, de bediende die laatst een oog had verloren tijdens een gevecht in de zaak, ontstaan omdat iemand dubbel mayonaise op zijn patat had gevraagd. Meteen contacten, van grote afstand, dat was zo belangrijk, interactie. Konden ze alvast wennen aan de naderende klant. Van een meter of vijftig riep ik, met mijn handen aan mijn mond: “ RUUUUUDDDJEEEEEEEE SCHEEEELEEEEEE HOMMOOOO, KROKKETJEEEEEE SATEEEEEEEEEE VOORR NIEKIEEEE” 
Deed wel iets met hem, zag ik aan zijn mimiek. Ik stond voor hem.

“Weet je wat, Ruud, doe toch maar een limpieloempieschijf en ik ben dronken dus flikker ook maar zes natte krokutjes er bij, kan mij het rotten”
 
Ik sprak de febotaal. Connecten in hun eigen vocabulaire van hun zelf van hunnie eigen, dat was ook belangrijk.

“Weet je Ruud, je stinkt, je bent een tiefuslijer die ragout bakt voor 200 euro in de week maar toch hou ik van je, gepaneerde werklul van me. Kom eens hier, bij me...”

Ik heb hem nooit zien aankomen, de milkshakebeker gloeiend vet. Het volgende stukje schrijf ik waarschijnlijk ook weer vanuit Brandwondencentrum Beverwijk. Kan ik weer voorzichtig typen. Dit stuk is volledig gemondschilderd.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?