maandag, mei 24, 2004
NICO LEEFT MEE MET MCDONALDS (dl 2)
Ging ik doen. Eerst bij McDonalds. Ik wilde die nieuwe menselijkheid belonen met een soort dankbaarheid. McDonalds en Febo moesten plekken worden waar je met je vrienden afspreekt.
Naar binnen, filiaal Nieuwendijk, Amsterdam. Het interieur was niet veel veranderd. Vooruit dan maar. Ik ging nu eens als een echt mens in een grote mensen restaurant eten bestellen. Het zou de bediening goed doen, waardering voor het product dat ze verkochten.Ik was aan de beurt. Ik werd door een Egyptenaar geholpen. Hij heette Farao Bmir Geen Fooi Graag Gedaan Tot ziens. Leuke naam. Ik connecte met hem.
“Hoi, Farao, ik ben Nico Dijkshoorn. Vind je het goed als ik je bij je voornaam noem, of heb je liever dat ik je bij je achternaam, Geen Fooi Graag Gedaan Tot Ziens, noem? Luister, ik heb honger, of zeg maar, trek, want in Afrika hebben ze honger, ik hoef jou niets te vertellen, ouwe Suezklant, maar ik had dus trek, ik denk, weet je wat, ik ga eten bestellen in een restaurant. Ik ben een gekkie namelijk. Nu wil ik van jou weten, wat je me aanraadt vandaag. Wat is de dagkaart?”
Verwarring. Dat waren ze daar niet gewend, dat er iemand tegen ze aan begon te lullen. Ik ramde door. Heel belangrijk, klant-personeelcontact. Die mensen laten voelen dat ze er toe doen, een onmisbare schakel zijn in dat grootwinkelbedrijf.
“Moeilijk he. Ik zie daar op die verlichte menukaart aan de wand, ik zie daar staan de BigMac. Is dat Schots? Kun je me die aanraden? Wat is dat een BigMac. Is dat lekker”
Een bijna existentiële vraag had ik blijkbaar gesteld. Paniek. Ik zag dat de medewerker voor het eerst moest uitleggen wat een Bigmac was. de hele dag schoof hij ze naar klanten toe, maar wat was het?
“Het is met broodjes en vlees er tussen en dan met saus en zure bom en gebakken dan, het vlees dan he”
“Broodjes, met zure bom, en dan gebakken. Ok, En wat krijg ik er bij. Kan ik er rijst bij krijgen? Pandan graag. Ik zit daar, in de hoek, ik zwaai wel als ik honger heb, ga jij maar lekker bakken, ja, ik ga volkomen loos vandaag en ik ben een wild and crazy guy want ik ga gewoon, op jouw aanraden, die Bikmek bestellen, ja, ik doe het godverdomme gewoon, omdat jij zegt dat hij lekker is, kom eens hier man, he lekker.”
Ik omhelsde de Egyptenaar. Hij rook naar Egyptenaar.
Ik ging natuurlijk niet wachten op mijn eten. Ik deed hier puur mental voorhoedewerk. Weg was ik alweer. Naar Febo. Leidsestraat. Kijk aan, dat trof. Ruud stond er, de bediende die laatst een oog had verloren tijdens een gevecht in de zaak, ontstaan omdat iemand dubbel mayonaise op zijn patat had gevraagd. Meteen contacten, van grote afstand, dat was zo belangrijk, interactie. Konden ze alvast wennen aan de naderende klant. Van een meter of vijftig riep ik, met mijn handen aan mijn mond: “ RUUUUUDDDJEEEEEEEE SCHEEEELEEEEEE HOMMOOOO, KROKKETJEEEEEE SATEEEEEEEEEE VOORR NIEKIEEEE”
Deed wel iets met hem, zag ik aan zijn mimiek. Ik stond voor hem.
“Weet je wat, Ruud, doe toch maar een limpieloempieschijf en ik ben dronken dus flikker ook maar zes natte krokutjes er bij, kan mij het rotten”
Ik sprak de febotaal. Connecten in hun eigen vocabulaire van hun zelf van hunnie eigen, dat was ook belangrijk.
“Weet je Ruud, je stinkt, je bent een tiefuslijer die ragout bakt voor 200 euro in de week maar toch hou ik van je, gepaneerde werklul van me. Kom eens hier, bij me...”
Ik heb hem nooit zien aankomen, de milkshakebeker gloeiend vet. Het volgende stukje schrijf ik waarschijnlijk ook weer vanuit Brandwondencentrum Beverwijk. Kan ik weer voorzichtig typen. Dit stuk is volledig gemondschilderd.
Ging ik doen. Eerst bij McDonalds. Ik wilde die nieuwe menselijkheid belonen met een soort dankbaarheid. McDonalds en Febo moesten plekken worden waar je met je vrienden afspreekt.
Naar binnen, filiaal Nieuwendijk, Amsterdam. Het interieur was niet veel veranderd. Vooruit dan maar. Ik ging nu eens als een echt mens in een grote mensen restaurant eten bestellen. Het zou de bediening goed doen, waardering voor het product dat ze verkochten.Ik was aan de beurt. Ik werd door een Egyptenaar geholpen. Hij heette Farao Bmir Geen Fooi Graag Gedaan Tot ziens. Leuke naam. Ik connecte met hem.
“Hoi, Farao, ik ben Nico Dijkshoorn. Vind je het goed als ik je bij je voornaam noem, of heb je liever dat ik je bij je achternaam, Geen Fooi Graag Gedaan Tot Ziens, noem? Luister, ik heb honger, of zeg maar, trek, want in Afrika hebben ze honger, ik hoef jou niets te vertellen, ouwe Suezklant, maar ik had dus trek, ik denk, weet je wat, ik ga eten bestellen in een restaurant. Ik ben een gekkie namelijk. Nu wil ik van jou weten, wat je me aanraadt vandaag. Wat is de dagkaart?”
Verwarring. Dat waren ze daar niet gewend, dat er iemand tegen ze aan begon te lullen. Ik ramde door. Heel belangrijk, klant-personeelcontact. Die mensen laten voelen dat ze er toe doen, een onmisbare schakel zijn in dat grootwinkelbedrijf.
“Moeilijk he. Ik zie daar op die verlichte menukaart aan de wand, ik zie daar staan de BigMac. Is dat Schots? Kun je me die aanraden? Wat is dat een BigMac. Is dat lekker”
Een bijna existentiële vraag had ik blijkbaar gesteld. Paniek. Ik zag dat de medewerker voor het eerst moest uitleggen wat een Bigmac was. de hele dag schoof hij ze naar klanten toe, maar wat was het?
“Het is met broodjes en vlees er tussen en dan met saus en zure bom en gebakken dan, het vlees dan he”
“Broodjes, met zure bom, en dan gebakken. Ok, En wat krijg ik er bij. Kan ik er rijst bij krijgen? Pandan graag. Ik zit daar, in de hoek, ik zwaai wel als ik honger heb, ga jij maar lekker bakken, ja, ik ga volkomen loos vandaag en ik ben een wild and crazy guy want ik ga gewoon, op jouw aanraden, die Bikmek bestellen, ja, ik doe het godverdomme gewoon, omdat jij zegt dat hij lekker is, kom eens hier man, he lekker.”
Ik omhelsde de Egyptenaar. Hij rook naar Egyptenaar.
Ik ging natuurlijk niet wachten op mijn eten. Ik deed hier puur mental voorhoedewerk. Weg was ik alweer. Naar Febo. Leidsestraat. Kijk aan, dat trof. Ruud stond er, de bediende die laatst een oog had verloren tijdens een gevecht in de zaak, ontstaan omdat iemand dubbel mayonaise op zijn patat had gevraagd. Meteen contacten, van grote afstand, dat was zo belangrijk, interactie. Konden ze alvast wennen aan de naderende klant. Van een meter of vijftig riep ik, met mijn handen aan mijn mond: “ RUUUUUDDDJEEEEEEEE SCHEEEELEEEEEE HOMMOOOO, KROKKETJEEEEEE SATEEEEEEEEEE VOORR NIEKIEEEE”
Deed wel iets met hem, zag ik aan zijn mimiek. Ik stond voor hem.
“Weet je wat, Ruud, doe toch maar een limpieloempieschijf en ik ben dronken dus flikker ook maar zes natte krokutjes er bij, kan mij het rotten”
Ik sprak de febotaal. Connecten in hun eigen vocabulaire van hun zelf van hunnie eigen, dat was ook belangrijk.
“Weet je Ruud, je stinkt, je bent een tiefuslijer die ragout bakt voor 200 euro in de week maar toch hou ik van je, gepaneerde werklul van me. Kom eens hier, bij me...”
Ik heb hem nooit zien aankomen, de milkshakebeker gloeiend vet. Het volgende stukje schrijf ik waarschijnlijk ook weer vanuit Brandwondencentrum Beverwijk. Kan ik weer voorzichtig typen. Dit stuk is volledig gemondschilderd.
zondag, mei 23, 2004
MENEER MICHELS HUILT
De voorkant van de nieuwe LINDA al gezien, het tijdschrift van Linda de Mol? Voor dit thematische voetbalnummer zijn op één poster alle grootheden van het Nederlandse voetbal verzameld. Een dubieuze foto. Wat doet in godsnaam Edwin van der Sar tussen mensen als Johan Cruijff en Marco van Basten? Van der Sar is godverdomme een keeper. Die moet gewoon lekker gaan patiencen met Ed de Goey en met zijn vrouw op vakantie gaan naar Zweden, maar we gaan hem toch niet tussen grootheden op de foto zetten. Zelfde verhaal voor Johnny van ‘t Schip. Wat doet die tussen die mannen? Kan je net zo goed Ruud Geels met zijn verwaaide half kale pan er tussen zetten of Ton Patinama. Waarom niet? “Ga er maar bij staan jongens. Mensen, mag John van Loen ook nog op de foto? Ja, ok dan, meneer Michels even inschikken, Kees van Wonderen moet er ook nog op.”
Als je van ‘t Schip op een foto zet met mannen als Krol en Gullit, dan devalueer je die foto. In het tijdschrift lezen we wel waaróm hij op de foto staat. Zijn vrouw werkt bij de Linda, sterker nog, zij organiseerde deze fotoshoot. We lezen tevens, in een geinige geile vrouwen column van haar hand, dat Johnny erg lekker kan neuken, vooral op wedstrijddagen. Dus al die wedstrijden in het verleden dat hij geen man voorbijkwam en een beetje zat te emmeren dat hij eigenlijk spelverdeler was, op al die dagen liep hij met een korst oud zaad aan zijn eikel te schaarbewegen. Fijn om te weten.
Eigenlijk, even tussendoor, is een heerlijk blad, de Linda. Ik lees het graag. Bekende vrouwen, Linda voorop, vertellen in dit tijdschrift, dat ze graag neuken. Linda komt graag klaar terwijl ze hard wordt genomen. We moeten zin maken in seks. Voetbalvrouwen zijn niet dom maar wel permanent geil, dat begrijp ik uit dit nummer. Allemaal van dat soort bekentenissen. Het is eigenlijk de achterliggend gedachte van dit blad: vrouwen willen ook wel eens neuken, vrouwen zijn ook wel eens geil, leuk he jongens!!!!!”
Nog veel meer rampzalige dingen in deze editie. Marco van Basten, mijn held, in bad met Linda de Mol. Naakt. Hij vertelt, met zijn kapotte enkel gezellig tussen Linda’s buitenste lippen, dat hij een tijdje terug verliefd was op een andere vrouw. Wollig verhaal over gevoel, praten, praten en dan beseffen dat je toch eeuwig verliefd bent op die en die en zus en zo. Je hoort bijna liever Seedorf over de opbouw van Suriname lullen. Een hel. Mooie fotoreportage, dat wel, maar kolere, dit zou Cruijff nooit doen, in bad gaan met Linda. Koeman ook niet. Dat is een grens. Je wilt helemaal niet dat moderne iconen met Linda in bad gaan. Is ook zo’n rare rage. Oud idee. Met bekende Nederlanders in een bad gaan zitten. Paul de Leeuw deed het en het werd al honderden keren eerder gedaan. In bed interviewen, ook zo’n dom ideetje. De volgende stap: het anaalinterview. Bekende Nederlanders worden geïnterviewd terwijl ze keihard in hun reet worden geneukt. Op de cover de volgende quote: als minister Zalm ietsje onstpant duw ik mijn tamp bij hem naar binnen en vraag hem naar de vooruitzichten op een echte Europese eenwording”
Marco had gewoon nee moeten zeggen. In bad…. Houd op! Hij lacht ook heel dom op de foto’s. Ziet er raar uit. Linda heeft haar hele kop om haar lach heen laten verbouwen, dus dat ziet er wel geinig uit. Iets met een puntneusje en knijpoogjes. Van Basten is meer de achterlijke zoon van de invalide tuinman.
Maar het kan altijd weer erger. Rafael van der Vaart staat op de foto als Starsky van Hutch, of omgekeerd. Hij heeft een hele grote geruite pet op zijn kanis. “Ciske de Rat gaat voetballen”, daar lijkt het ook op. Hoe langer je er naar kijkt des te grappiger wordt hij. Allemaal leuke, keurige mannen op de foto. Nette schoenen aan, fijn jasje, goed haar en daartussen die pet. Rafael van der Vaart is door zijn Sylvie gekleed. Zie je meteen. Arme jongen. Heeft het liefst een oude broek en slippers aan maar moest naar deze shoot als de kleinzoon van Don Corleone, want dat is in, de Italiaanse jaren ’70 look. Hij ziet er uit alsof hij net op Sicilië zestig wagens met druiven uit heeft staan laden en tussendoor nog wat Italiaans brood heeft staan afbakken. Hij mag Sylvie alleen nog maar tussen haar tieten nemen als hij hoge hakken onder zijn schoenen heeft en als er een plaat met foute hammond muziek op staat.
Wel durf, om tussen al die mannen, al no-nonsense mannen, al die helden, aan te komen kakken met een geruite pet op je hoofd. Dat moet je normaal flikken, bij je team. Voetbalhumor. Schijten ze hem meteen vol en vind je hem terug op het dak van je auto. “Leuke pet Rafael, is je opa overleden?” Met zo’n pet op de foto gaan, je moet het maar durven. Mijn oordeel: Sylvie heeft er goede de wind onder. Zij kleed Rafael letterlijk aan. Het syndroom van Posh Spice. “Doe je plasser eens tussen je benen, schat, kijken of dit girliebroekje van Gesus je staat, lieverd.”
Over de foto van Rafael IN het blad wil ik het niet eens hebben. Zien is geloven. Er is iets mis gegaan bij de make up. Zijn gezicht ziet er uit alsof er een gasbarbecue in is ontploft. Zwarte vegen over zijn hele kop. Zwarte piet gespeeld in Volendam en daarna snel met de blote handen even afgeschminkt, zoiets is het, echt waar, kijk zelf maar in de kiosk.
Meneer Michels is de enige die ontroert. Hij mist zijn vrouw. Ze is dood. Op iedere vraag antwoordt hij: “was mijn vrouw er nog maar.”
Mooi. Goeie kop ook. Niks pet. Niks in bad.
De voorkant van de nieuwe LINDA al gezien, het tijdschrift van Linda de Mol? Voor dit thematische voetbalnummer zijn op één poster alle grootheden van het Nederlandse voetbal verzameld. Een dubieuze foto. Wat doet in godsnaam Edwin van der Sar tussen mensen als Johan Cruijff en Marco van Basten? Van der Sar is godverdomme een keeper. Die moet gewoon lekker gaan patiencen met Ed de Goey en met zijn vrouw op vakantie gaan naar Zweden, maar we gaan hem toch niet tussen grootheden op de foto zetten. Zelfde verhaal voor Johnny van ‘t Schip. Wat doet die tussen die mannen? Kan je net zo goed Ruud Geels met zijn verwaaide half kale pan er tussen zetten of Ton Patinama. Waarom niet? “Ga er maar bij staan jongens. Mensen, mag John van Loen ook nog op de foto? Ja, ok dan, meneer Michels even inschikken, Kees van Wonderen moet er ook nog op.”
Als je van ‘t Schip op een foto zet met mannen als Krol en Gullit, dan devalueer je die foto. In het tijdschrift lezen we wel waaróm hij op de foto staat. Zijn vrouw werkt bij de Linda, sterker nog, zij organiseerde deze fotoshoot. We lezen tevens, in een geinige geile vrouwen column van haar hand, dat Johnny erg lekker kan neuken, vooral op wedstrijddagen. Dus al die wedstrijden in het verleden dat hij geen man voorbijkwam en een beetje zat te emmeren dat hij eigenlijk spelverdeler was, op al die dagen liep hij met een korst oud zaad aan zijn eikel te schaarbewegen. Fijn om te weten.
Eigenlijk, even tussendoor, is een heerlijk blad, de Linda. Ik lees het graag. Bekende vrouwen, Linda voorop, vertellen in dit tijdschrift, dat ze graag neuken. Linda komt graag klaar terwijl ze hard wordt genomen. We moeten zin maken in seks. Voetbalvrouwen zijn niet dom maar wel permanent geil, dat begrijp ik uit dit nummer. Allemaal van dat soort bekentenissen. Het is eigenlijk de achterliggend gedachte van dit blad: vrouwen willen ook wel eens neuken, vrouwen zijn ook wel eens geil, leuk he jongens!!!!!”
Nog veel meer rampzalige dingen in deze editie. Marco van Basten, mijn held, in bad met Linda de Mol. Naakt. Hij vertelt, met zijn kapotte enkel gezellig tussen Linda’s buitenste lippen, dat hij een tijdje terug verliefd was op een andere vrouw. Wollig verhaal over gevoel, praten, praten en dan beseffen dat je toch eeuwig verliefd bent op die en die en zus en zo. Je hoort bijna liever Seedorf over de opbouw van Suriname lullen. Een hel. Mooie fotoreportage, dat wel, maar kolere, dit zou Cruijff nooit doen, in bad gaan met Linda. Koeman ook niet. Dat is een grens. Je wilt helemaal niet dat moderne iconen met Linda in bad gaan. Is ook zo’n rare rage. Oud idee. Met bekende Nederlanders in een bad gaan zitten. Paul de Leeuw deed het en het werd al honderden keren eerder gedaan. In bed interviewen, ook zo’n dom ideetje. De volgende stap: het anaalinterview. Bekende Nederlanders worden geïnterviewd terwijl ze keihard in hun reet worden geneukt. Op de cover de volgende quote: als minister Zalm ietsje onstpant duw ik mijn tamp bij hem naar binnen en vraag hem naar de vooruitzichten op een echte Europese eenwording”
Marco had gewoon nee moeten zeggen. In bad…. Houd op! Hij lacht ook heel dom op de foto’s. Ziet er raar uit. Linda heeft haar hele kop om haar lach heen laten verbouwen, dus dat ziet er wel geinig uit. Iets met een puntneusje en knijpoogjes. Van Basten is meer de achterlijke zoon van de invalide tuinman.
Maar het kan altijd weer erger. Rafael van der Vaart staat op de foto als Starsky van Hutch, of omgekeerd. Hij heeft een hele grote geruite pet op zijn kanis. “Ciske de Rat gaat voetballen”, daar lijkt het ook op. Hoe langer je er naar kijkt des te grappiger wordt hij. Allemaal leuke, keurige mannen op de foto. Nette schoenen aan, fijn jasje, goed haar en daartussen die pet. Rafael van der Vaart is door zijn Sylvie gekleed. Zie je meteen. Arme jongen. Heeft het liefst een oude broek en slippers aan maar moest naar deze shoot als de kleinzoon van Don Corleone, want dat is in, de Italiaanse jaren ’70 look. Hij ziet er uit alsof hij net op Sicilië zestig wagens met druiven uit heeft staan laden en tussendoor nog wat Italiaans brood heeft staan afbakken. Hij mag Sylvie alleen nog maar tussen haar tieten nemen als hij hoge hakken onder zijn schoenen heeft en als er een plaat met foute hammond muziek op staat.
Wel durf, om tussen al die mannen, al no-nonsense mannen, al die helden, aan te komen kakken met een geruite pet op je hoofd. Dat moet je normaal flikken, bij je team. Voetbalhumor. Schijten ze hem meteen vol en vind je hem terug op het dak van je auto. “Leuke pet Rafael, is je opa overleden?” Met zo’n pet op de foto gaan, je moet het maar durven. Mijn oordeel: Sylvie heeft er goede de wind onder. Zij kleed Rafael letterlijk aan. Het syndroom van Posh Spice. “Doe je plasser eens tussen je benen, schat, kijken of dit girliebroekje van Gesus je staat, lieverd.”
Over de foto van Rafael IN het blad wil ik het niet eens hebben. Zien is geloven. Er is iets mis gegaan bij de make up. Zijn gezicht ziet er uit alsof er een gasbarbecue in is ontploft. Zwarte vegen over zijn hele kop. Zwarte piet gespeeld in Volendam en daarna snel met de blote handen even afgeschminkt, zoiets is het, echt waar, kijk zelf maar in de kiosk.
Meneer Michels is de enige die ontroert. Hij mist zijn vrouw. Ze is dood. Op iedere vraag antwoordt hij: “was mijn vrouw er nog maar.”
Mooi. Goeie kop ook. Niks pet. Niks in bad.
vrijdag, mei 21, 2004
EEN STUK EMOTIE NAAR MCDONALDS TOE
Gisteren een boeiend experiment uitgevoerd. Een stukje Menselijkheid en Gevoel de McDonald's en Febo binnen gedragen. Ik wilde anticiperen op de nieuwe bedrijfsvoering, vooral bij McDonald's. Frisse nieuwe reclames met verse groente. Er was blijkbaar iemand wakker geworden bij McDonalds. Eindelijk was er tijdens een vergadering iemand opgestaan en had waarschijnlijk het volgende gezegd:
“Zouden we die kankerclown niet een keer gaan droppen, die Ronald McGezwel. Kan niet meer jongens, een student met een rood neusje op, daar verkopen we geen hamburger meer door. Ok, er worden doodzieke kinderen beter en die zien dan twee keer per week die Ronald Mccarcinoom langskomen op een circusfietsje, maar we moeten godverdomme moderner in de markt gaan staan. We moeten gezonder, we moeten light. Iedereen vreet zich gek aan light. Ice Tea Light, ik zweer het jullie, het is een product, het bestaat. Wij moeten ook gaan adverteren met normale mensen op onze posters. Frisse vrouwen met een lekkere bak sla voor hun giechel, die je na het eten wilt neuken. De mensen die je tot nu toe op onze posters ziet die wil je niet neuken. Liever niet zelfs. Nee, is toch zo. Wie neukt er met Ronald McStoma? Nee, precies, niemand. De man die jarenlang onze Stem was, in reclames, dat was godverdomme een wandelende nier. Bart de Graaf, godverdomme. Dat kan niet meer. Als ik aan ons eten denkt wil ik lekkere fuckable meiden en viriele mannen voor me zien met goed, vers eten. Je moet als consument denken, ik ga ook een eens bij McDonalds eten, misschien neuk ik dan ook nog eens. Menselijker, niet weglopen voor seksualiteit. We zijn niet seksloos. Ons product heeft emotie. Samen eten, samen aan een tafel, verbondenheid, commitment, snappen jullie, dat soort reclames. De eerste keer dat ik die kutclown weer een keer lachend op een van onze posters zie staan dan schop ik de werkstudent die in dat pak zit vol op zijn clownsballen, echt. Dan moeten jullie me er af trekken, van die clown”
Die nieuwe sfeer, die nieuwe reclame uitingen, van lachende leuke mensen met misschien zomaar spannend ondergoed aan, die nieuwe attitude binnen het bedrijf, wilde ik graag toetsen en belonen. Ik wilde McDonalds helpen. Febo ook. Kon beter, bij Febo, de klanthouding, met name in filiaal Leidse Straat. Daar werd je nog ouderwets in je rug getrapt als je niet netjes dankjewel zei na het ontvangen van een bestelling. Eergisteren had ik het nog meegemaakt. Ik bestelde een satékroket. Blijkbaar net de verkeerde move. De kroketbediende begon tegen me aan te lullen.
”Zijn we in Indonesië dan? Hoezo satékroket. Je ziet er anders nogal Nederlands uit, dikke roze kale lul dat je er bent. Ja, lach maar dom, maar meneer bestelt net wel een satékroket, in Nederland. Wat wil je, domme kloot, dat we een stokje door je kroket steken. Kan je hem anders niet opvreten of zo, domme kut, met je satékroket. Wat wil je nog meer. Een loempiaijsje? Ja? Je zegt het maar hoor, Nederlandse imperialistische zak met je lullige satékroket. Wat is er mis met de kalfsvleeskroket, tiefushond. En wat wil je nou eigenlijk met die uitgezakte broek aan je reet, jij ja, met die domme uitgezakte spijkerretenbroek van je? Dat IK hem ga bakken voor je. Dus jij gewoon lekker op je luie togus zitten, beetje de toffe gearriveerde pik uithangen en ik dan aan het bakken voor je, dat wil je toch, net als in Indonesie, dat die sawaslaven je vreten klaarmaakten, met je satékroket. Ja, nee, ja toch! Opzouten nou, opflikkeren. Ik verkoop je niks. Frituurnazi, man, wat een tiefuskop heb je, ga een wat lights eten”
Ging ik doen. Eerst bij McDonalds. Ik wilde die nieuwe menselijkheid belonen met een soort dankbaarheid. McDonalds en Febo moesten plekken worden waar je met je vrienden afspreekt.
(maandag dl. 2)
Gisteren een boeiend experiment uitgevoerd. Een stukje Menselijkheid en Gevoel de McDonald's en Febo binnen gedragen. Ik wilde anticiperen op de nieuwe bedrijfsvoering, vooral bij McDonald's. Frisse nieuwe reclames met verse groente. Er was blijkbaar iemand wakker geworden bij McDonalds. Eindelijk was er tijdens een vergadering iemand opgestaan en had waarschijnlijk het volgende gezegd:
“Zouden we die kankerclown niet een keer gaan droppen, die Ronald McGezwel. Kan niet meer jongens, een student met een rood neusje op, daar verkopen we geen hamburger meer door. Ok, er worden doodzieke kinderen beter en die zien dan twee keer per week die Ronald Mccarcinoom langskomen op een circusfietsje, maar we moeten godverdomme moderner in de markt gaan staan. We moeten gezonder, we moeten light. Iedereen vreet zich gek aan light. Ice Tea Light, ik zweer het jullie, het is een product, het bestaat. Wij moeten ook gaan adverteren met normale mensen op onze posters. Frisse vrouwen met een lekkere bak sla voor hun giechel, die je na het eten wilt neuken. De mensen die je tot nu toe op onze posters ziet die wil je niet neuken. Liever niet zelfs. Nee, is toch zo. Wie neukt er met Ronald McStoma? Nee, precies, niemand. De man die jarenlang onze Stem was, in reclames, dat was godverdomme een wandelende nier. Bart de Graaf, godverdomme. Dat kan niet meer. Als ik aan ons eten denkt wil ik lekkere fuckable meiden en viriele mannen voor me zien met goed, vers eten. Je moet als consument denken, ik ga ook een eens bij McDonalds eten, misschien neuk ik dan ook nog eens. Menselijker, niet weglopen voor seksualiteit. We zijn niet seksloos. Ons product heeft emotie. Samen eten, samen aan een tafel, verbondenheid, commitment, snappen jullie, dat soort reclames. De eerste keer dat ik die kutclown weer een keer lachend op een van onze posters zie staan dan schop ik de werkstudent die in dat pak zit vol op zijn clownsballen, echt. Dan moeten jullie me er af trekken, van die clown”
Die nieuwe sfeer, die nieuwe reclame uitingen, van lachende leuke mensen met misschien zomaar spannend ondergoed aan, die nieuwe attitude binnen het bedrijf, wilde ik graag toetsen en belonen. Ik wilde McDonalds helpen. Febo ook. Kon beter, bij Febo, de klanthouding, met name in filiaal Leidse Straat. Daar werd je nog ouderwets in je rug getrapt als je niet netjes dankjewel zei na het ontvangen van een bestelling. Eergisteren had ik het nog meegemaakt. Ik bestelde een satékroket. Blijkbaar net de verkeerde move. De kroketbediende begon tegen me aan te lullen.
”Zijn we in Indonesië dan? Hoezo satékroket. Je ziet er anders nogal Nederlands uit, dikke roze kale lul dat je er bent. Ja, lach maar dom, maar meneer bestelt net wel een satékroket, in Nederland. Wat wil je, domme kloot, dat we een stokje door je kroket steken. Kan je hem anders niet opvreten of zo, domme kut, met je satékroket. Wat wil je nog meer. Een loempiaijsje? Ja? Je zegt het maar hoor, Nederlandse imperialistische zak met je lullige satékroket. Wat is er mis met de kalfsvleeskroket, tiefushond. En wat wil je nou eigenlijk met die uitgezakte broek aan je reet, jij ja, met die domme uitgezakte spijkerretenbroek van je? Dat IK hem ga bakken voor je. Dus jij gewoon lekker op je luie togus zitten, beetje de toffe gearriveerde pik uithangen en ik dan aan het bakken voor je, dat wil je toch, net als in Indonesie, dat die sawaslaven je vreten klaarmaakten, met je satékroket. Ja, nee, ja toch! Opzouten nou, opflikkeren. Ik verkoop je niks. Frituurnazi, man, wat een tiefuskop heb je, ga een wat lights eten”
Ging ik doen. Eerst bij McDonalds. Ik wilde die nieuwe menselijkheid belonen met een soort dankbaarheid. McDonalds en Febo moesten plekken worden waar je met je vrienden afspreekt.
(maandag dl. 2)
zondag, mei 16, 2004
Benno de dwergreiger. Dood.
Het ging al een tijd niet goed met Benno, mijn dwergreiger. Hij stond maar wat naast mijn bed en maakte af en toe een klagelijk reigergeluid. Soms, als ik ’s ochtends wakker werd lag hij naast me, onder de dekens, tegen me aan, iets wat hij vroeger nooit deed. Een heel trots dier, Benno, die prima voor zichzelf kon zorgen. Zo kende ik hem ook. Soms kwam ik thuis en dan was de hele afwas gedaan en dan stond hij zo’n beetje voor zich uit te kijken, op het balkon. We lulden niet veel met elkaar, Benno en ik. Ik sprak ook slecht reigers, maar stel, dan nog, dan hadden we aan weinig woorden genoeg gehad, denk ik.
Ik kreeg Benno jaren geleden, van Luuk Koelman die wat geschnabbeld had bij een Thaise beurs, als één helft van het illustere fistfuckduo Roel & Roel. Soms, als Luuk geen geld meer had om zijn kinderen te voeden, maakte hij de krankzinnige populariteit van het fistfuckduo Roel en Roel ten gelde. Je moest wat. Hij deed op kleine erotische beursjes fistfuckdemonstaties zonder vaseline, het zogenaamde droogvuisten, en op een beurs in Alphen had hij van een zielsgelukkige cursusdeelnemer een dwergreiger gekregen. Luuk woonde nogal klein want hij was een schrijver, maar bij mij kon Benno vanuit mijn flat heerlijk in de rondte vliegen
Benno en ik, dat klikte meteen. Voel je gewoon zoiets. We waren onafscheidelijk. Als ik boodschappen deed zat hij op mijn schouder en bij de kassa had ik heel wat bekijks. Ook trimmen, wintersport, mijn werk, hij beleefde het allemaal mee op mijn schouder.
Benno was ooit ook nog eens de oorzaak van een flinke rel in weblogland. Ik ontving een nederige uitnodiging van Punkey die een meeting organiseerde. Ik wilde wel komen als er voldoende vliegruimte voor Benno was en een bakje water. Ging hij moeilijk over doen, Punkey. Toen heb ik gezegd: “ik doe het voor Benno, niet voor mezelf” en toen las hij me opeens nooit meer en hoefde ik niet meer te komen, want zo gaat het, als je van vogels houdt , dan kijkt niemand meer naar je om, vraag dat maar aan vandenb, een van de bekendste reigerschrijvers van Nederland.
Benno en ik zijn vorig jaar nog samen naar het filmfestival Rotterdam geweest en dan zie je dus dat dwergreigers nog helemaal niet zijn geaccepteerd. Een gewone reiger dat is dan helemaal te gek langs de sloot en dan is iedereen heel erg opgewonden, weet je wel, maar nu zat er een dwergreigertje op mijn schouder en dan kreeg je dingen als: “ik zie niets.” Liet ik alleen Benno zijn kaartje zien en dan waren ze stil.
De laatste tijd ging Benno sterk achteruit. Hij voelde waarschijnlijk dat hij het geestelijk niet meer op kon brengen om cultureel met mij mee te groeien en dat had zijn weerslag op zijn fysiek. Gisteren kon ik het niet langer aanzien en heb ik hem uit zijn lijden verlost. Hij wilde niet meer vliegen. Ik heb hem een zoen in zijn reigerkuifje gegeven en toen over het balkon geworpen. Ik zei: “dag Benno” en daar ging hij, tot aan het eind toe eenzame klasse. Geen beweginkje met zijn vleugels. Harikiri Royale. Ik was trots op hem. De Herman Brood onder de reigers.
Nu ben ik alleen en ik neem nooit meer een andere dwergreiger want zoals Benno worden ze nooit meer.
Benno, als je dit leest, het ga je goed. Dank je voor alles. Ik hield van je.
Het ging al een tijd niet goed met Benno, mijn dwergreiger. Hij stond maar wat naast mijn bed en maakte af en toe een klagelijk reigergeluid. Soms, als ik ’s ochtends wakker werd lag hij naast me, onder de dekens, tegen me aan, iets wat hij vroeger nooit deed. Een heel trots dier, Benno, die prima voor zichzelf kon zorgen. Zo kende ik hem ook. Soms kwam ik thuis en dan was de hele afwas gedaan en dan stond hij zo’n beetje voor zich uit te kijken, op het balkon. We lulden niet veel met elkaar, Benno en ik. Ik sprak ook slecht reigers, maar stel, dan nog, dan hadden we aan weinig woorden genoeg gehad, denk ik.
Ik kreeg Benno jaren geleden, van Luuk Koelman die wat geschnabbeld had bij een Thaise beurs, als één helft van het illustere fistfuckduo Roel & Roel. Soms, als Luuk geen geld meer had om zijn kinderen te voeden, maakte hij de krankzinnige populariteit van het fistfuckduo Roel en Roel ten gelde. Je moest wat. Hij deed op kleine erotische beursjes fistfuckdemonstaties zonder vaseline, het zogenaamde droogvuisten, en op een beurs in Alphen had hij van een zielsgelukkige cursusdeelnemer een dwergreiger gekregen. Luuk woonde nogal klein want hij was een schrijver, maar bij mij kon Benno vanuit mijn flat heerlijk in de rondte vliegen
Benno en ik, dat klikte meteen. Voel je gewoon zoiets. We waren onafscheidelijk. Als ik boodschappen deed zat hij op mijn schouder en bij de kassa had ik heel wat bekijks. Ook trimmen, wintersport, mijn werk, hij beleefde het allemaal mee op mijn schouder.
Benno was ooit ook nog eens de oorzaak van een flinke rel in weblogland. Ik ontving een nederige uitnodiging van Punkey die een meeting organiseerde. Ik wilde wel komen als er voldoende vliegruimte voor Benno was en een bakje water. Ging hij moeilijk over doen, Punkey. Toen heb ik gezegd: “ik doe het voor Benno, niet voor mezelf” en toen las hij me opeens nooit meer en hoefde ik niet meer te komen, want zo gaat het, als je van vogels houdt , dan kijkt niemand meer naar je om, vraag dat maar aan vandenb, een van de bekendste reigerschrijvers van Nederland.
Benno en ik zijn vorig jaar nog samen naar het filmfestival Rotterdam geweest en dan zie je dus dat dwergreigers nog helemaal niet zijn geaccepteerd. Een gewone reiger dat is dan helemaal te gek langs de sloot en dan is iedereen heel erg opgewonden, weet je wel, maar nu zat er een dwergreigertje op mijn schouder en dan kreeg je dingen als: “ik zie niets.” Liet ik alleen Benno zijn kaartje zien en dan waren ze stil.
De laatste tijd ging Benno sterk achteruit. Hij voelde waarschijnlijk dat hij het geestelijk niet meer op kon brengen om cultureel met mij mee te groeien en dat had zijn weerslag op zijn fysiek. Gisteren kon ik het niet langer aanzien en heb ik hem uit zijn lijden verlost. Hij wilde niet meer vliegen. Ik heb hem een zoen in zijn reigerkuifje gegeven en toen over het balkon geworpen. Ik zei: “dag Benno” en daar ging hij, tot aan het eind toe eenzame klasse. Geen beweginkje met zijn vleugels. Harikiri Royale. Ik was trots op hem. De Herman Brood onder de reigers.
Nu ben ik alleen en ik neem nooit meer een andere dwergreiger want zoals Benno worden ze nooit meer.
Benno, als je dit leest, het ga je goed. Dank je voor alles. Ik hield van je.
woensdag, mei 12, 2004
ONTHOOFDING
Vandaag het Islamitische Onhoofdingsfilmpje gekeken. Twee dingen dacht ik.
Ik dacht: die moeten eens naar Kill Bill gaan kijken.
Ik dacht ook: fijn dat ik mijn hoofd nog heb. Gisteren vond ik het nog heel vanzelfsprekend dat ik hem op mijn nek had zitten. Je realiseert je normaal gesproken helemaal niet dat hij er af kan. Tot ik dit filmpje zag. Een van de Islamieten toonde het afgezaagde hoofd aan de cameraman en zoals dat altijd gaat bij mij, ziek en botgebeukt door films, reclame en ge-edite media, schrok ik van de werkelijkheid. Je bent die losse kop van de De Lift gewend, dat je ziet dat het een slecht nagemaakt afgietsel van een acteurshoofd is. Vaak hebben losse hoofden uit films ook wel een prettig geluid als ze rollen. Ze monteren er een bowlingbal achter. Klinkt vertrouwd. Dit hoofd maakte heel andere geluiden. Het wilde er duidelijk niet af. De Islamiet had eerst een recept of de voetbaluitslagen staan voorlezen en toen dat geworstel. Luguber.
Maar ik wilde nu eens niet bij de pakken neer gaan zitten. Ik ging vandaag vieren, met zoveel mogelijk andere mensen, dat we ons hoofd nog hadden. Even connecten met mijn medemensen en ze doordringen van het idee: ja, we zijn bevoorrecht, we hebben een hoofd. Ik wilde een stukje schedelbewustwording uitdelen. Niet getreuzeld en naar buiten. Ik ging vandaag zoveel mogelijk mensen bij hun hoofd pakken.
Eerst mijn buurvrouw maar eens. Werd hoog tijd dat die zich weer eens bewust werd van haar hoofd. Ik belde aan. Gestommel in de gang. De voorzichtige tred van een doodsbang mens. Ze sliep met zes nachtsloten op haar de deur. Ik zag aan het donker wordende kijkgaatje dat ze naar me loerde. Ik zwaaide bemoedigend: “goed volk, de buurman.” Ik wachtte geduldig tot deze boeienkoningin haar deur openhad. Hij ging voorzichtig op een kiertje en pang, ik had haar hoofd al te pakken. Ik had besloten om er niet bij te praten. Gewoon laten voelen en laten beleven. Ik schudde wel. Heel fysiek even weer die kop op hun romp laten voelen. Zij hadden dat filmpje niet gezien, ik wel. De buurvrouw had het inmiddels wel begrepen, zo te horen. Ik slingerde haar aan haar permanentje door het halletje. Als een zak aardappelen in een hoek. Ik lachte naar haar.
Door moest ik. Naar buiten. Ha, de postbode, dat trof. Hij stond net gebukt bij zijn posttas en hopla, als een bankschroef legde ik mijn handen om zijn schedel. Huid op huid, zo belangrijk. Ons hoofd, zijn hoofd, moest weer deel uit gaan maken van de lichaamsbeleving, daar was het me allemaal om te doen. Als een springend damhert vervolgde ik mijn weg. Het voelde goed, deze tocht. Her en der belde ik aan, wachtte tot er open werd gedaan en ram, even die verbaasde koppen vastpakken. Even die popcorn opschudden. Dat was weer eens andere koek dan geen kinderzegeltjes graag. Naar de stad! De buschauffeur greep ik, juist tijdens een moeilijk bochtje, juist tijdens zijn dagelijkse routine, plotseling bij zijn achterhoofd. Het deed hem goed, volgens mij. Ik stapte uit. Naar McDonalds, daar hadden ze ook al lang geen idee meer van hun hoofd. Ik fluisterde een bestelling. Hoofd naar me toe en vlam, ik had hun kop al te pakken. Ik gaf ze gratis en voor niets het Dijkshoorn McShake menu.
Goed werk verrichtte ik. Steeds meer mensen voelden hun hoofd. Misschien even schrikken, maar godverdomme, s’avonds, als ze in bed lagen zouden ze hun nek weer eens voelen, wat van de Amerikaan bijvoorbeeld niet kon worden gezegd.
Kijk nu, een Islamitische slager. Ook Islamieten hadden recht op een hoofd. Hoofd om hoofd, tand om tand, daar deed ik niet aan. Naar binnen. Wat ik wilde hebben. “ Eeeeehhh, doet u mij zes ons schapendarm, lekker mager, in een krant ennnnnn..... weet u wat, doet u mij ook maar een pondje hersens” en daar stond ik alweer te schudden, achter de toonbank. Grenzen vervaagden. Ik merkte dat, als je ze eenmaal in je handen had, alle hoofden, of ze nu Islamitisch of Westers waren, ongeveer hetzelfde geluid maakten en hetzelfde aanvoelden. Mooi inzicht.
Want ja mensen, daar gaat het toch allemaal om, dat we elkaar respecteren om wat we zijn en kop op, zijn we eigenlijk niet allemaal een grote pratende pinpongbal met zeven gaten er in, hahaha, ja nee toch, niet dan? Zullen we nog even samen huilen, uit ons hoofd, vocht en dan over de wangen? Goed dan. Kus op jullie neusje van Nico.
Vandaag het Islamitische Onhoofdingsfilmpje gekeken. Twee dingen dacht ik.
Ik dacht: die moeten eens naar Kill Bill gaan kijken.
Ik dacht ook: fijn dat ik mijn hoofd nog heb. Gisteren vond ik het nog heel vanzelfsprekend dat ik hem op mijn nek had zitten. Je realiseert je normaal gesproken helemaal niet dat hij er af kan. Tot ik dit filmpje zag. Een van de Islamieten toonde het afgezaagde hoofd aan de cameraman en zoals dat altijd gaat bij mij, ziek en botgebeukt door films, reclame en ge-edite media, schrok ik van de werkelijkheid. Je bent die losse kop van de De Lift gewend, dat je ziet dat het een slecht nagemaakt afgietsel van een acteurshoofd is. Vaak hebben losse hoofden uit films ook wel een prettig geluid als ze rollen. Ze monteren er een bowlingbal achter. Klinkt vertrouwd. Dit hoofd maakte heel andere geluiden. Het wilde er duidelijk niet af. De Islamiet had eerst een recept of de voetbaluitslagen staan voorlezen en toen dat geworstel. Luguber.
Maar ik wilde nu eens niet bij de pakken neer gaan zitten. Ik ging vandaag vieren, met zoveel mogelijk andere mensen, dat we ons hoofd nog hadden. Even connecten met mijn medemensen en ze doordringen van het idee: ja, we zijn bevoorrecht, we hebben een hoofd. Ik wilde een stukje schedelbewustwording uitdelen. Niet getreuzeld en naar buiten. Ik ging vandaag zoveel mogelijk mensen bij hun hoofd pakken.
Eerst mijn buurvrouw maar eens. Werd hoog tijd dat die zich weer eens bewust werd van haar hoofd. Ik belde aan. Gestommel in de gang. De voorzichtige tred van een doodsbang mens. Ze sliep met zes nachtsloten op haar de deur. Ik zag aan het donker wordende kijkgaatje dat ze naar me loerde. Ik zwaaide bemoedigend: “goed volk, de buurman.” Ik wachtte geduldig tot deze boeienkoningin haar deur openhad. Hij ging voorzichtig op een kiertje en pang, ik had haar hoofd al te pakken. Ik had besloten om er niet bij te praten. Gewoon laten voelen en laten beleven. Ik schudde wel. Heel fysiek even weer die kop op hun romp laten voelen. Zij hadden dat filmpje niet gezien, ik wel. De buurvrouw had het inmiddels wel begrepen, zo te horen. Ik slingerde haar aan haar permanentje door het halletje. Als een zak aardappelen in een hoek. Ik lachte naar haar.
Door moest ik. Naar buiten. Ha, de postbode, dat trof. Hij stond net gebukt bij zijn posttas en hopla, als een bankschroef legde ik mijn handen om zijn schedel. Huid op huid, zo belangrijk. Ons hoofd, zijn hoofd, moest weer deel uit gaan maken van de lichaamsbeleving, daar was het me allemaal om te doen. Als een springend damhert vervolgde ik mijn weg. Het voelde goed, deze tocht. Her en der belde ik aan, wachtte tot er open werd gedaan en ram, even die verbaasde koppen vastpakken. Even die popcorn opschudden. Dat was weer eens andere koek dan geen kinderzegeltjes graag. Naar de stad! De buschauffeur greep ik, juist tijdens een moeilijk bochtje, juist tijdens zijn dagelijkse routine, plotseling bij zijn achterhoofd. Het deed hem goed, volgens mij. Ik stapte uit. Naar McDonalds, daar hadden ze ook al lang geen idee meer van hun hoofd. Ik fluisterde een bestelling. Hoofd naar me toe en vlam, ik had hun kop al te pakken. Ik gaf ze gratis en voor niets het Dijkshoorn McShake menu.
Goed werk verrichtte ik. Steeds meer mensen voelden hun hoofd. Misschien even schrikken, maar godverdomme, s’avonds, als ze in bed lagen zouden ze hun nek weer eens voelen, wat van de Amerikaan bijvoorbeeld niet kon worden gezegd.
Kijk nu, een Islamitische slager. Ook Islamieten hadden recht op een hoofd. Hoofd om hoofd, tand om tand, daar deed ik niet aan. Naar binnen. Wat ik wilde hebben. “ Eeeeehhh, doet u mij zes ons schapendarm, lekker mager, in een krant ennnnnn..... weet u wat, doet u mij ook maar een pondje hersens” en daar stond ik alweer te schudden, achter de toonbank. Grenzen vervaagden. Ik merkte dat, als je ze eenmaal in je handen had, alle hoofden, of ze nu Islamitisch of Westers waren, ongeveer hetzelfde geluid maakten en hetzelfde aanvoelden. Mooi inzicht.
Want ja mensen, daar gaat het toch allemaal om, dat we elkaar respecteren om wat we zijn en kop op, zijn we eigenlijk niet allemaal een grote pratende pinpongbal met zeven gaten er in, hahaha, ja nee toch, niet dan? Zullen we nog even samen huilen, uit ons hoofd, vocht en dan over de wangen? Goed dan. Kus op jullie neusje van Nico.
dinsdag, mei 11, 2004
VALLEN
Volwassenen die vallen, daar houd ik van. Even weer als een kind van drie naar de grond gaan. Je handpalmen op steen voelen. Schaven. Het woord alleen al. Wekenlang een korstje op je knie. Fijn. Het is alleen jammer dat de meeste volwassenen er niet van durven te genieten, een val. Last van valse schaamte. Niets kwetsbaarder en emotioneler dan een gevallen vrouw in een Heel Mooi Mantelpakje.
Een tijdje terug zag ik een stewardess vallen, op het perron van Station Schiphol. Ze liep eerst heel parmantig de Onbereikbare Vrouw uit te hangen. Ongenaakbaar. Liet zich alleen droog penetreren door piloten uit de VS. Wij waren grondburgers, zij vloog. Ze liep naar de roltrap, bleef met haar voet achter een koffer haken en hopla, daar ging ze. Loodzwaar naar de grond. Jij valt hard, dacht ik. Ze viel met haar hoofd tegen een stenen pilaar, maakte een rare draai om haar as en viel met haar benen omhoog achter op haar rug.
Dat zag er fijn uit. Neuken, dachten er veertig man op het perron. De stewardess was uitermate geil terecht gekomen. Haar hoedje zat scheef, precies zoals het zou moeten zitten na een wilde vrijpartij, met mij bijvoorbeeld. Ze had een klein beetje bloed op haar wang, waardoor ik meteen voor haar wilde zorgen. Ik wilde haar wang heel voorzichtig deppen en steeds maar zeggen dat ze “vliegie vliegie koffertje au au” had gedaan, “zomaar klapwiekend met haar mooie armpjes naar de grote mensen grond, jaaaa!!!.” Mooi zou dat zijn, haar kin omhoog, tijdens het deppen. Ze zou met haar ogen knijpen als ik met spuug gedroogde bloedrestjes van haar wang wreef. Voor de zesde keer zou ik moeten zeggen dat ik echt niet in de verpleging werkte. Ik deed dit gewoon op instinct. Ongelofelijk zou ze het vinden. Of ik nog een keer haar wang wilde deppen. “Nee, laat je hand maar op mijn been liggen, dat geeft steun, Nico.”
Er was een knoopje van haar stewardessenhemdje af. Mevrouw lag er bij als een natte pilotendroom. Rood ondergoed, niet van het bloed. Ze droeg ook kousen, normaal nogal belachelijk in de dagelijkse setting van neuken vlak na de boerenkool met te veel been in te weinig kous, maar hier op de grond, vlak naast die roltrap, klopte het wel. Mooi strijklicht ook, als je er oog voor had. Ze had ook een broekje aan, zagen we, als we goed keken. En dat deden we.
Niemand die op haar afliep. Wilde ze ook niet. Volwassenen die vallen willen nooit hulp. Liggen meestal dom te lachen. “Alles gaat goed, niets aan de hand mensen, ik ga wel eens meer even op de grond liggen, even connecten met Moeder Aarde”. Dat soort gedoe.
Ze was niet te helpen en wilde niet geholpen worden. Ze stond op en zette haar hoedje recht. Haar linker kous was kapot. Raar gezicht. Bloed aan haar knie. Ze las een tijdschrift. Ze huilde niet.
Daar ontbreekt het aan in Nederland, dacht ik. Huilen als het moet. Vrijen als het moet. Om met Slauerhoff te spreken:
“In Nederland wil ik niet leven
men moet er steeds zijn lusten reven”
Ik keek nog eens naar de stewardess. Weer Slauerhoff achter in mijn hersens:
”In Nederland wil ik niet sterven,
En in de natte grond bederven
Waarop men nimmer heeft geleefd.”
Mijn lusten reven, daar voelde ik eigenlijk weinig voor. Ik keek nog eens naar de verkrampte kop van de stewardess. Lijden in een keurslijf. Ik nam me voor, daar op dat station, dat ik voorlopig, zoals ik me nu voelde, door dit en dat en door alles er omheen en vooral door die en die persoon op mijn plaats van bestemming, dat er niks meer werd gereefd. Ik stapte in mijn trein, pakte de eerste beste passagier bij zijn hoofd en drukte hem aan mijn borst. Hij moest een beetje huilen. Was een tijd geleden, zijn hoofd op een borst en armen er omheen.
Volwassenen die vallen, daar houd ik van. Even weer als een kind van drie naar de grond gaan. Je handpalmen op steen voelen. Schaven. Het woord alleen al. Wekenlang een korstje op je knie. Fijn. Het is alleen jammer dat de meeste volwassenen er niet van durven te genieten, een val. Last van valse schaamte. Niets kwetsbaarder en emotioneler dan een gevallen vrouw in een Heel Mooi Mantelpakje.
Een tijdje terug zag ik een stewardess vallen, op het perron van Station Schiphol. Ze liep eerst heel parmantig de Onbereikbare Vrouw uit te hangen. Ongenaakbaar. Liet zich alleen droog penetreren door piloten uit de VS. Wij waren grondburgers, zij vloog. Ze liep naar de roltrap, bleef met haar voet achter een koffer haken en hopla, daar ging ze. Loodzwaar naar de grond. Jij valt hard, dacht ik. Ze viel met haar hoofd tegen een stenen pilaar, maakte een rare draai om haar as en viel met haar benen omhoog achter op haar rug.
Dat zag er fijn uit. Neuken, dachten er veertig man op het perron. De stewardess was uitermate geil terecht gekomen. Haar hoedje zat scheef, precies zoals het zou moeten zitten na een wilde vrijpartij, met mij bijvoorbeeld. Ze had een klein beetje bloed op haar wang, waardoor ik meteen voor haar wilde zorgen. Ik wilde haar wang heel voorzichtig deppen en steeds maar zeggen dat ze “vliegie vliegie koffertje au au” had gedaan, “zomaar klapwiekend met haar mooie armpjes naar de grote mensen grond, jaaaa!!!.” Mooi zou dat zijn, haar kin omhoog, tijdens het deppen. Ze zou met haar ogen knijpen als ik met spuug gedroogde bloedrestjes van haar wang wreef. Voor de zesde keer zou ik moeten zeggen dat ik echt niet in de verpleging werkte. Ik deed dit gewoon op instinct. Ongelofelijk zou ze het vinden. Of ik nog een keer haar wang wilde deppen. “Nee, laat je hand maar op mijn been liggen, dat geeft steun, Nico.”
Er was een knoopje van haar stewardessenhemdje af. Mevrouw lag er bij als een natte pilotendroom. Rood ondergoed, niet van het bloed. Ze droeg ook kousen, normaal nogal belachelijk in de dagelijkse setting van neuken vlak na de boerenkool met te veel been in te weinig kous, maar hier op de grond, vlak naast die roltrap, klopte het wel. Mooi strijklicht ook, als je er oog voor had. Ze had ook een broekje aan, zagen we, als we goed keken. En dat deden we.
Niemand die op haar afliep. Wilde ze ook niet. Volwassenen die vallen willen nooit hulp. Liggen meestal dom te lachen. “Alles gaat goed, niets aan de hand mensen, ik ga wel eens meer even op de grond liggen, even connecten met Moeder Aarde”. Dat soort gedoe.
Ze was niet te helpen en wilde niet geholpen worden. Ze stond op en zette haar hoedje recht. Haar linker kous was kapot. Raar gezicht. Bloed aan haar knie. Ze las een tijdschrift. Ze huilde niet.
Daar ontbreekt het aan in Nederland, dacht ik. Huilen als het moet. Vrijen als het moet. Om met Slauerhoff te spreken:
“In Nederland wil ik niet leven
men moet er steeds zijn lusten reven”
Ik keek nog eens naar de stewardess. Weer Slauerhoff achter in mijn hersens:
”In Nederland wil ik niet sterven,
En in de natte grond bederven
Waarop men nimmer heeft geleefd.”
Mijn lusten reven, daar voelde ik eigenlijk weinig voor. Ik keek nog eens naar de verkrampte kop van de stewardess. Lijden in een keurslijf. Ik nam me voor, daar op dat station, dat ik voorlopig, zoals ik me nu voelde, door dit en dat en door alles er omheen en vooral door die en die persoon op mijn plaats van bestemming, dat er niks meer werd gereefd. Ik stapte in mijn trein, pakte de eerste beste passagier bij zijn hoofd en drukte hem aan mijn borst. Hij moest een beetje huilen. Was een tijd geleden, zijn hoofd op een borst en armen er omheen.
zaterdag, mei 08, 2004
Het dode vogeltje
Ik stond gisterochtend op mijn balkon en ik zag in de verte een vogeltje aan komen vliegen, vrij hoog voor zijn postuur. Mooi gezicht. Hij leek er plezier in te hebben, in het vliegen. Steeds dichterbij kwam hij. Eigenlijk vloog hij iets te hard, schatte ik als fervent vliegtuigspotter in. Een meter op 20 voordat hij bij mijn balkon aan zou komen begreep ik opeens dat hij de flat, mijn balkon, mijn raam, niet zag. Dat zag je aan zijn manier van vliegen. Meneer wilde rechtuit, naar het zuiden of zo.
“Au” riep ik als vanzelf. “Au, niet doen, vogel. Zeer aan hoofd. Dood enzo, niet doen hoor, nu naar rechts en dan lullen we verder nergens meer over, allebei ons eigen leven, prima, maar niet rechtdoor hoor, dat doet au aan klein vogelschedeltje.” Tevergeefs. Hij zette nog eens extra aan en vloog met een plofje tegen mijn raam. Ik keek. Je bent dan toch de motoriek van Tom en Jerry tekenfilms gewend. Dat ze even niet begrijpend naar je kijken, in de lucht blijven hangen en dan heel langzaam naar beneden glijden langs het raam. Dat had het wel dragelijker gemaakt.
Maar zo ging het dus niet. Het vogeltje viel met een smak op mijn balkon. Ik keek weer. Zag er niet goed uit. Vrij dood volgens mij en op dat soort momenten denk je dan, ja, het is allemaal maar betrekkelijk, wat zal ik me overal druk om maken als het zo snel voorbij kan zijn en nog diezelfde dag ben ik uit gaan eten voor heel veel geld want het kan zo over zijn mensen, laten we dat niet vergeten en tijdens het eten viel het me op dat het meisje dat mij bediende een beetje mank liep door verwaarloosde kinderverlamming en toen heb ik haar op mijn rug helemaal naar Amsterdam-Noord gebracht waar het ook goed wonen is, al is het in het Noorden en ze zei, dat maak je niet veel mee, dat mensen mijn handicap zien en me nemen zoals ik ben en toen zei ik, wat nou handicap, ik neem je zoals je bent, het is juist charmant dat gehinkebonk van jou door het restaurant nou ja van het een kwam toen het ander en toen zijn we boten gaan kijken op het IJ en dan vraag je je af, als je daar staat, godverdomme wat zijn we toch nietig vergeleken bij zo’n oceaanreus en we fantaseerden daar op de kade waar de bemanning naar toe ging, vooral die ene eenzame bootsjongen die van zijn moeder had moeten kiezen, of zijn examen halen of werken en hij had in paniek gekozen voor de grote vaart maar de mannen lachten hem uit en hij moest steeds zijn pik laten zien en dan Aki Aki Boe zeggen want dat was ontgroening dus dan deed je dat maar ’s avonds in zijn hut keek hij naar een foto van zijn vriendin en dan viel hij lachend in slaap, met zijn zaad heel artistiek op zijn buik gesproeid, maar hij was wel onderweg en zag iets van de wereld en wij niet, zo kon je het ook zien, dacht ik toen ik op het pontje terug stond en in de verte het restaurantmeisje weg zag lopen, mank als de kolere maar ze had wel werk en ik had haar genomen zoals ze was, ja toch, en thuis had ik alweer honger en maakte ik een tosti.
Na het eten heb ik een heel klein beetje gehuild, thuis, op mijn balkon terwijl ik naar de horizon keek, waar van alles voor mij in het verschiet lag, als ik maar wilde en niet overal zo over nadacht wat het kostte enzo en dat kwam eigenlijk allemaal dus eigenlijk door die vogel en het bleek maar weer eens dat de een zijn dood de ander zijn inzicht is, zo zie je maar weer, nou daaagg nu weet ik niets meer hoor, allemaal de tiefus maar weer, domme kutten.
Ik stond gisterochtend op mijn balkon en ik zag in de verte een vogeltje aan komen vliegen, vrij hoog voor zijn postuur. Mooi gezicht. Hij leek er plezier in te hebben, in het vliegen. Steeds dichterbij kwam hij. Eigenlijk vloog hij iets te hard, schatte ik als fervent vliegtuigspotter in. Een meter op 20 voordat hij bij mijn balkon aan zou komen begreep ik opeens dat hij de flat, mijn balkon, mijn raam, niet zag. Dat zag je aan zijn manier van vliegen. Meneer wilde rechtuit, naar het zuiden of zo.
“Au” riep ik als vanzelf. “Au, niet doen, vogel. Zeer aan hoofd. Dood enzo, niet doen hoor, nu naar rechts en dan lullen we verder nergens meer over, allebei ons eigen leven, prima, maar niet rechtdoor hoor, dat doet au aan klein vogelschedeltje.” Tevergeefs. Hij zette nog eens extra aan en vloog met een plofje tegen mijn raam. Ik keek. Je bent dan toch de motoriek van Tom en Jerry tekenfilms gewend. Dat ze even niet begrijpend naar je kijken, in de lucht blijven hangen en dan heel langzaam naar beneden glijden langs het raam. Dat had het wel dragelijker gemaakt.
Maar zo ging het dus niet. Het vogeltje viel met een smak op mijn balkon. Ik keek weer. Zag er niet goed uit. Vrij dood volgens mij en op dat soort momenten denk je dan, ja, het is allemaal maar betrekkelijk, wat zal ik me overal druk om maken als het zo snel voorbij kan zijn en nog diezelfde dag ben ik uit gaan eten voor heel veel geld want het kan zo over zijn mensen, laten we dat niet vergeten en tijdens het eten viel het me op dat het meisje dat mij bediende een beetje mank liep door verwaarloosde kinderverlamming en toen heb ik haar op mijn rug helemaal naar Amsterdam-Noord gebracht waar het ook goed wonen is, al is het in het Noorden en ze zei, dat maak je niet veel mee, dat mensen mijn handicap zien en me nemen zoals ik ben en toen zei ik, wat nou handicap, ik neem je zoals je bent, het is juist charmant dat gehinkebonk van jou door het restaurant nou ja van het een kwam toen het ander en toen zijn we boten gaan kijken op het IJ en dan vraag je je af, als je daar staat, godverdomme wat zijn we toch nietig vergeleken bij zo’n oceaanreus en we fantaseerden daar op de kade waar de bemanning naar toe ging, vooral die ene eenzame bootsjongen die van zijn moeder had moeten kiezen, of zijn examen halen of werken en hij had in paniek gekozen voor de grote vaart maar de mannen lachten hem uit en hij moest steeds zijn pik laten zien en dan Aki Aki Boe zeggen want dat was ontgroening dus dan deed je dat maar ’s avonds in zijn hut keek hij naar een foto van zijn vriendin en dan viel hij lachend in slaap, met zijn zaad heel artistiek op zijn buik gesproeid, maar hij was wel onderweg en zag iets van de wereld en wij niet, zo kon je het ook zien, dacht ik toen ik op het pontje terug stond en in de verte het restaurantmeisje weg zag lopen, mank als de kolere maar ze had wel werk en ik had haar genomen zoals ze was, ja toch, en thuis had ik alweer honger en maakte ik een tosti.
Na het eten heb ik een heel klein beetje gehuild, thuis, op mijn balkon terwijl ik naar de horizon keek, waar van alles voor mij in het verschiet lag, als ik maar wilde en niet overal zo over nadacht wat het kostte enzo en dat kwam eigenlijk allemaal dus eigenlijk door die vogel en het bleek maar weer eens dat de een zijn dood de ander zijn inzicht is, zo zie je maar weer, nou daaagg nu weet ik niets meer hoor, allemaal de tiefus maar weer, domme kutten.
vrijdag, mei 07, 2004
NICO VOELT
Mensen vinden mij negatief. Lees ik. Ik krijg ook mail. Doe eens niet zo negatief. Tot nu toe stuurde ik altijd het standaard antwoord terug. Zit onder een sneltoets bij mij. Ctrl-Alt TF en hopla, “ongezien de tiefus” in mijn outbox. Was meestal wel afdoende.
Maar toch… Het vrat aan me. Al die emoties die ik overdag voelde, dat hele warmmenselijke aspect van mij, moest ik dat ook niet eens een keer op internet gaan laten zien? Ja, ik was een warm en voelend mens met oog voor de zwoegende mensen om mij heen. Eigenlijk was ik een trooster, zo voelde het althans. Je moet alleen niet aan mijn haar zitten, dan schop ik je de kolere. Maar verder. Al die lezers, jullie, zouden mij eens bezig moeten zien. Ik kan huilen om een halfje wit. Ik tank mijn auto vol en dan kijk ik zo’n beetje voor me uit, over mijn dak heen en dan heb ik hele mooie gedachtes over het leven enzo, dat het allemaal zo en zo in elkaar zit. Tijdens het koken, als ik op het machinaal fijnmalen van de zoute pinda’s sta te wachten, dan heb ik dat ook. Muziek, daar kan ik ook echt van genieten, vooral op een cd of een plaat, dan vind ik het het mooist, muziek. Heel breed georiënteerd ben ik. OK, een sitar, als het even kan breek ik die in tweeën, doe hem bij de betreffende Indiër onder zijn arm en zeg: “ga daar de tandoori oven maar mee opstoken, samen met de botten van George Harrison”, maar westerse muziek, ja, daar mag je me voor wakker maken. Een breekbare jongen ben ik. Ik lach ook heel vaak, heel hard, met mijn mond open. HAHAHAHAHA, zeg ik dan.
Ik heb een besluit genomen. Ik ga die mooie warme kant van mij, die voelende en emotionele Nico, die prachtige, wat scheef naar de wereld om zich heen kijkende man hier nu ook laten zien. Die is niet alleen voor Mijn Grote Liefde en voor de deelnemers aan de cursus ”fotograferen, wat zit er nu achter de foto”?” Het is denk ik goed. Ik wil jullie, lezers, het totaalpakket Nico Dijkshoorn geven, want jullie hebben er recht op. Mijn hele scala aan gevoelens, onzekerheden en twijfels meebeleven, ik wil en kan het jullie niet langer onthouden. En ja, daar hoort ook die lach bij, die denkbeeldige arm om iemand heen maar ook heel basale observaties over dingen en hoe ze gaan en zo en dat ik dat dan zie en opschrijf, snappen jullie? Vandenb zeg maar, maar dan zonder de literaire waanpretentie. Charis, maar dan met hersens en met een huis. Merel, maar dan met een lul. Suffie maar dan eerlijk en zonder beugel. Luna maar dan echt geil. Die kant moet het op. Eerlijk, oprecht, zonder opsmuk.
Vanaf vandaag dus een lepeltje completere Nico in je koffie.
We gaan samen huilen, goed?
Mensen vinden mij negatief. Lees ik. Ik krijg ook mail. Doe eens niet zo negatief. Tot nu toe stuurde ik altijd het standaard antwoord terug. Zit onder een sneltoets bij mij. Ctrl-Alt TF en hopla, “ongezien de tiefus” in mijn outbox. Was meestal wel afdoende.
Maar toch… Het vrat aan me. Al die emoties die ik overdag voelde, dat hele warmmenselijke aspect van mij, moest ik dat ook niet eens een keer op internet gaan laten zien? Ja, ik was een warm en voelend mens met oog voor de zwoegende mensen om mij heen. Eigenlijk was ik een trooster, zo voelde het althans. Je moet alleen niet aan mijn haar zitten, dan schop ik je de kolere. Maar verder. Al die lezers, jullie, zouden mij eens bezig moeten zien. Ik kan huilen om een halfje wit. Ik tank mijn auto vol en dan kijk ik zo’n beetje voor me uit, over mijn dak heen en dan heb ik hele mooie gedachtes over het leven enzo, dat het allemaal zo en zo in elkaar zit. Tijdens het koken, als ik op het machinaal fijnmalen van de zoute pinda’s sta te wachten, dan heb ik dat ook. Muziek, daar kan ik ook echt van genieten, vooral op een cd of een plaat, dan vind ik het het mooist, muziek. Heel breed georiënteerd ben ik. OK, een sitar, als het even kan breek ik die in tweeën, doe hem bij de betreffende Indiër onder zijn arm en zeg: “ga daar de tandoori oven maar mee opstoken, samen met de botten van George Harrison”, maar westerse muziek, ja, daar mag je me voor wakker maken. Een breekbare jongen ben ik. Ik lach ook heel vaak, heel hard, met mijn mond open. HAHAHAHAHA, zeg ik dan.
Ik heb een besluit genomen. Ik ga die mooie warme kant van mij, die voelende en emotionele Nico, die prachtige, wat scheef naar de wereld om zich heen kijkende man hier nu ook laten zien. Die is niet alleen voor Mijn Grote Liefde en voor de deelnemers aan de cursus ”fotograferen, wat zit er nu achter de foto”?” Het is denk ik goed. Ik wil jullie, lezers, het totaalpakket Nico Dijkshoorn geven, want jullie hebben er recht op. Mijn hele scala aan gevoelens, onzekerheden en twijfels meebeleven, ik wil en kan het jullie niet langer onthouden. En ja, daar hoort ook die lach bij, die denkbeeldige arm om iemand heen maar ook heel basale observaties over dingen en hoe ze gaan en zo en dat ik dat dan zie en opschrijf, snappen jullie? Vandenb zeg maar, maar dan zonder de literaire waanpretentie. Charis, maar dan met hersens en met een huis. Merel, maar dan met een lul. Suffie maar dan eerlijk en zonder beugel. Luna maar dan echt geil. Die kant moet het op. Eerlijk, oprecht, zonder opsmuk.
Vanaf vandaag dus een lepeltje completere Nico in je koffie.
We gaan samen huilen, goed?